China, het rijk van het midden

21 mei 2018 - Xi'an, China

Daar zijn we dan, China, of zhongguo (中国), wat rijk van het midden betekent). Het is het land van de Chinese muur en de noedels, zo hebben we inmiddels ondervonden. Noedels als ontbijt, noedels als lunch, noedels als tussendoortje en noedels als avondeten, het is de normaalste zaak van de wereld hier. Gelukkig houden we er allebei van en weten ze het meestal erg lekker te bereiden, zij het soms een beetje (lees: erg) pittig. Niet dat het heel erg is, wee beginnen er al aan te wennen en inmiddels zijn we zelfs een beetje teleurgesteld wanneer het eten niet pittig blijkt te zijn. Schijnbaar voegt het toch wel wat toe aan de smaak. Waar we eveneens al aan gewend zijn is het eten met stokjes, al heeft Pim een klein deukje in zijn ego opgelopen toen hem een vork werd gebracht omdat het er blijkbaar net iets te knullig uitzag. Gelukkig heeft hij nog een kleine twee maanden om te oefenen. 

Onze route door China, die ons uiteindelijk in Beijing moet brengen, begon in Urumqi, de hoofdstad van de provincie Xinjiang. Het is een beetje een bijzonder stukje China, omdat een groot deel van de bevolking niet uit Han-Chinezen bestaat, maar uit Oeigoeren, die meer verwant zijn met de mensen in Centraal-Azië dan met Chinezen. Ze houden dan ook hun eigen taal er op na, ze zijn islamitisch en voelen zich niet Chinees. Doordat de Chinese overheid de Oeigoeren onderdrukt en de regio zo snel mogelijk ‘Chinees’ wil maken zijn er regelmatig opstanden onder de bevolking, wat zorgt voor de nodige spanning in de regio. Dat was te merken ook, aangezien bijna letterlijk elke straat een politiekantoor huisvest, er overal gewapende agenten en militairen lopen en er zelfs sommige wijken zijn afgesloten. Het toppunt was echter dat je werkelijk overal door een detectiepoortje en langs bewaking moet alvorens je naar binnen mag. Dat geldt voor winkels, restaurants, parken, openbare pleinen en zelfs als je een kopje koffie wil drinken in een koffietentje moet je door een scanner. Een andere vervelend gevolg van de spanningen is dat de meeste hostels en hotels enkel toegankelijk zijn voor Chinese staatsburgers. Laten wij dat nou net niet zijn, waardoor we een paar uur moesten zoeken naar een hotel waar we wel welkom waren. Ons low-budget idee van reizen moesten we even aan de kant schuiven, maar we hebben wel heerlijk geslapen, zeker na twee nachten in de trein te hebben doorgebracht. Urumqi is verder een niet erg bijzondere stad waar niet bijster veel te doen is, dus besloten we, mede ingegeven door ons budget en de prijs van het hotel, dat 1 nacht wel voldoende was.

De volgende stop op onze route, die ons nog steeds over de zijderoute voert, was Dunhuang, een stadje van 200.000 inwoners aan de rand van de Gobi-woestijn. Het stadje zelf is niet erg bijzonder maar er ligt een prachtige woestijn-oase en je kunt er de Mogao-grotten vinden. Het kan niet anders dan dat degene die het woord ‘toeristisch’ heeft uitgevonden ooit in Dunhuang is geweest, want het is echt een heel nieuw level van toerisme. Bij de oase is een enorm terrein aangelegd, waar je van alles kunt ondernemen, van een tochtje op een kameel tot een helikoptervlucht over de woestijn. Gelukkig is het nog vroeg in het seizoen en was het er niet zo druk, waardoor we redelijk ongestoord konden genieten van de woestijn en de oase, die er echt adembenemend mooi bij ligt. De Mogao-grotten doen qua toerisme weinig onder voor de oase, en ook hier is wel te begrijpen hoe dat komt. Het bestaat uit duizenden Boeddhistische grotten, sommige meer dan 1500 jaar oud, uitgehouwen uit de rotswand. Het zijn vooral religieuze ruimtes, waarin werd gemediteerd. In veel van de grotten zijn Buddha-beelden geplaatst en alle grotten zijn versierd met prachtige wandschilderingen. Vooral de 28-meter hoge Buddha van meer dan duizend jaar oud maakte indruk, maar ook de andere ruimtes bevatten indrukwekkende beelden en schilderingen.

De volgende ochtend pakten we vroeg de trein naar Jiayuguan, waar historisch gezien het echte China begint. Het landschap is nog steeds even saai (alleen maar dorre vlakte, soms volgebouwd met windmolens zo ver de horizon rijkt), maar Jiayuguan is wel de plaats waar de befaamde Chinese muur begint. Vanaf het station in Jiayuguan pakten we de bus, die als het goed is vlak langs het hostel zou moeten rijden. Voor de zekerheid nog maar even gevraag aan de buschauffeur, die een instemmend gebaar maakte. Op een gegeven moment vond er echter een wisseling van de wacht plaats, waarna de buschauffeur wiens dienst er op zat ons maande uit te stappen en hem te volgen. Hij bleek ons naar zijn auto te brengen om ons zelf af te zetten vlakbij het hostel. Het is een van de vele voorbeelden van de behulpzaamheid die veel Chinezen eigen is. Na hem uitgebreid te hebben bedankt gingen we op zoek naar het hostel, dat ergens verstopt leek te zitten in een complex met tientallen flats. Door elkaar tegensprekende adressen en een moeizame communicatie via de telefoon hebben we uiteindelijk bij zo’n tien verschillende deuren aangebeld, telkens zonder succes. Toen we echt ten einde raad waren kwam er echter uit het niets een vrouw aanzetten die de deur opendeed en ons binnenliet. We lieten de tassen vervolgens achter in het hostel en gingen, hongerig als we waren, op zoek naar eten (wat voor eten laat ik in het midden, maar jullie zullen vast een vermoeden hebben). Na een wandelingetje door de verder niet zo bijzondere stad kwamen we tot onze verrassing een koffietent tegen. Je zou verwachten dat een koffietent wel vaker koffie schenkt, maar na enige consternatie werd ons verteld dat we even moesten wachten tot de koffiebonen waren besteld en bezorgd. Het was het wachten uiteindelijk meer dan waard, al was het maar omdat de kans dat we in een Chinees provinciestadje koffie tegenkomen bijna kleiner is dan de kans op een elfstedentocht. ‘S avonds kwamen we in een leuk noedelzaakje terecht, waar de eigenaar ons na een tijdje kwam vergezellen. Het ene biertje was nog niet op of hij schoof ons alweer een nieuwe toe, en het was dan ook erg gezellig, ondanks de taalbarrière. We hebben hem zelfs zijn eerste Nederlandse woordje geleerd: proost, of zoals hij het zei, ploost. We spraken af de volgende avond weer te komen, en nadat ze wat foto’s met ons hadden gemaakt gingen we terug naar het hostel.

De volgende dag zijn we op de fiets vertrokken richting het heuse begin van de Chinese muur en een prachtig bijbehorend fort. We hebben voor het eerst deze reis voet gezet op de muur en er een stuk overheen gewandeld. Boven op de muur hadden we uitzicht over de vele industrie die Jiayuguan rijk is, een flink contrast met de schoonheid van de kronkelende Chinese muur over het landschap. De Chinezen zelf leken naast de muur vooral ook ons interessant te vinden, en we zijn dan ook verscheidene keren op gevoelige plaat vastgelegd. In de stad zelf werden we bovendien zo vaak aangekeken, toegezwaaid en aangesproken dat het soms wel leek alsof we Mao zelf waren. In Xi’an, onze volgende stop, zal dat wel wat minder worden, dus moeten we onze sterallures maar even in de ijskast zetten.

来自中国的问候!

P.s. Doordat alles wat met facebook te maken heeft geblokkeerd is in China zijn we alleen via wechat bereikbaar.

Foto’s

5 Reacties

  1. Jeanet:
    21 mei 2018
    Super weer om te lezen. Jullie maken wat mee. Hoop dat jullie toch een keer wat anders te eten krijgen dan noedels.😉 geniet ervan!
  2. Erik:
    21 mei 2018
    Mooi verhaal wederom.
    Ik heb ooit eens ergens gelezen dat er in China weinig Chinees wordt gesproken maar vele soorten dialecten, klopt dat?
  3. Oma Derks:
    21 mei 2018
    Wat mooi weer en spannend ook.
    Noedels makkelijk eten.😅
    Groeten en pas goed op jullie zelf.😘
  4. Opa:
    22 mei 2018
    Hoi jongens .goed dat verhaal over noedels ik hou daar niet van ik heb mijn reis naar China meteen afgezegd.maar jullie maken wel hele bijzondere dingen mee mooi is dat genieten maar. groetjes uit Hengelo.
  5. Pim:
    27 mei 2018
    Dank julle wel voor de uitvoerige verhaa